Hoofdstuk 10
Mijn eerste avondmaal.
Nadat
dit onderzoek afgelopen was, hoorden we iemand roepen: “Ga naar de gang toe!”
Eén van de patiënten legde vriendelijk uit dat dit een uitnodiging voor het
avondeten was. Wij laatkomers probeerden bij elkaar te blijven, dus gingen we
de gang in en stonden bij de deur waar alle vrouwen zich hadden verzameld. Wat
moesten we rillen toen we daar stonden! De ramen waren open en de tocht floot door
de gang. De patiënten waren blauw van de kou en de minuten werden een kwartier.
Eindelijk kwam één van de verpleegsters naar voren en deed een deur open, waar
we allemaal samendromden bij een trapportaal. Hier kwam weer een lange stop bij
een open raam.
“Wat
onbedachtzaam van de verzorgers om deze dun geklede vrouwen hier in de kou te
laten staan”, zei juffrouw Neville.
Ik
keek naar de arme bibberende gestoorde gevangenen en voegde er medelevend aan
toe: “Het is verschrikkelijk wreed.” Terwijl ze daar stonden bedacht ik dat ik
die avond niet van mijn eten zou kunnen genieten. Ze zagen er zo verloren en
hopeloos uit. Sommigen waren onzin aan het uitkramen tegen onzichtbare
personen, anderen lachten of huilden zonder reden en een oude grijsharige vrouw
stootte me aan en verzekerde me met knipogen, wilde hoofdknikken en medelijdend
haar ogen en handen opslaand dat ik niet op de arme wezens moest letten, want
ze waren allemaal gestoord. “Stop bij de verwarming”, werd er toen bevolen, “en
ga twee bij twee in de rij staan.” “Mary, zorg dat je een metgezel hebt.” “Hoe
vaak moet ik nog zeggen dat je in de rij moet blijven?” “Sta stil” en terwijl
de bevelen werden gegeven, werd er een por en een duw uitgedeeld en vaak een
draai om de oren. Na de derde en laatste stop werden we een lange smalle
eetkamer in gestuurd waar er een sprint naar de tafel werd gemaakt.
De
tafel was even lang als de kamer en was ongedekt en onuitnodigend. Lange banken
zonder rugleuning waren voor de patiënten neergezet om op te zitten en ze
moesten eroverheen kruipen om aan tafel te kunnen zitten. Dicht naast elkaar
neergezet, stonden er grote sauskommen gevuld met een rozeachtige substantie die
de patiënten thee noemden. Naast iedere kom lag een stuk brood, dik gesneden en
beboterd. Een klein bord met vijf pruimen vergezelde het brood. Een dikke vrouw
maakte een sprint en trok een aantal borden van de mensen om haar heen naar
zich toe en leegde de inhoud op haar eigen bord. Vervolgens, terwijl ze haar
eigen kom optilde, pakte ze een andere kom en goot de inhoud in één slok in
haar mond. Bij een tweede kom deed ze dit nog sneller dan je kon tellen.
Werkelijk, ik vond haar succesvolle gegraai zo amusant, dat toen ik naar mijn
eigen portie keek, de vrouw die tegenover me zat zonder enige verontschuldiging
mijn brood greep en mij met niks achterliet.
Een
andere patiënte die dit had gezien, bood me vriendelijk haar deel aan, maar ik
bedankte haar vriendelijk en vroeg de verpleegster om meer. Terwijl ze een dik
stuk brood op de tafel smeet, maakte ze een opmerking over het feit dat ik dan
wel vergeten was waar ik vandaan kwam, maar niet hoe ik moest eten. Ik probeerde
het brood, maar de boter was zo verschrikkelijk dat ik het niet kon eten. Een
blauwogig Duits meisje aan de overzijde van de tafel vertelde me dat ik brood
zonder boter kon krijgen als ik dat wilde en dat maar weinigen de boter konden
eten. Ik verplaatste mijn aandacht naar de pruimen en ontdekte dat maar weinig
ervan goed waren. Een naburige patiënt vroeg of ik ze aan haar wilde geven. Dat
deed ik. Mijn kom thee was het enige dat nog over was gebleven. Ik proefde eraan en
één slok was voldoende. Er zat geen suiker in en het smaakte alsof het in een
koperen ketel was gemaakt. De thee was zo slap als water en werd, ondanks juffrouw Nevilles protesten, ook doorgegeven aan een hongeriger patiënt.
“Je
moet jezelf dwingen om te eten”, zei ze, “anders word je ziek en wie weet word
je misschien wel gek in deze omgeving. Om goede hersens te hebben, moet er
goed voor de maag gezorgd worden.
“Het
is onmogelijk voor mij om dat spul te eten,”, antwoordde ik en ondanks haar
aandringen, at ik die avond niks.
De
patiënten hadden niet veel tijd nodig om alles wat eetbaar was op tafel te
verorberen en daarna kregen we het bevel om in de gang een rij te vormen. Na
dit gedaan te hebben, werden de deuren voor ons geopend en werd ons bevolen om
terug naar de zitkamer te gaan. Veel patiënten hadden zich in onze buurt
verzameld en ik werd weer aangespoord om piano te spelen, zowel door de
patiënten als de verpleegsters. Om de patiënten een plezier te doen, beloofde
ik te spelen en juffrouw Tillie Mayard zou zingen. Het eerste dat ze me vroeg
te spelen, was ‘Rock-a-bye Baby’ en dat deed ik. Ze zong prachtig.
De ontvangstkamer |
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 11: In bad
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 1
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 2
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 3
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 4
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 5
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 6
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 7
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 8
Tien Dagen in een Gekkenhuis door Nellie Bly - Hoofdstuk 9
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Heb je vragen of ander commentaar, plaats ze hier.